Situaties van cliënten uitgangspunt

Cliënten in de geestelijke gezondheidszorg hebben heel verschillende soorten problemen, waarvoor verschillende vormen van behandeling en begeleiding mogelijk zijn. Op basis van de complexiteit van geestelijke problemen staan in het ‘Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ’ vier categorieën van situaties die in het zorgproces van de GGZ kunnen voorkomen: A, B, C en D. Categorie A is de minst complexe situatie, categorie D is een crisissituatie.

Duidelijkheid over afstemming en rollen zorgverleners

Bij de zorg aan een GGZ-cliënt zijn vaak ook verschillende zorgverleners betrokken zijn, bijvoorbeeld verpleegkundigen, psychologen, verslavingsartsen en psychiaters. Deze zorgverleners kunnen een eigen praktijk hebben of bij een GGZ-instelling werken. Goede onderlinge afstemming is belangrijk. Ook moet voor iedereen duidelijk zijn welke zorgverlener welke rol in het zorgproces heeft. Het kwaliteitsstatuut verbetert deze afstemming en duidelijkheid door twee aparte rollen te omschrijven:

1. de zorgverlener die vaststelt wat het probleem van de cliënt is en wat de behandeling moet zijn (‘indicerend regiebehandelaar’);

2. de zorgverlener die de zorg aan de cliënt geeft en organiseert (‘coördinerend regiebehandelaar’).

Per situatie is aangegeven welke vaardigheden de indicerend en coördinerend regiebehandelaar moeten hebben. Verpleegkundig specialisten en verslavingsartsen kunnen bijvoorbeeld indicerend regiebehandelaar zijn in categorie B en coördinerend regiebehandelaar in categorie C. Door deze indeling kunnen meer zorgverleners dan nu de rol van indicerend of coördinerend regiebehandelaar vervullen. Jan Kremer, voorzitter van de Kwaliteitsraad: “Dankzij deze afspraken in het Kwaliteitsstatuut krijgen cliënten de juiste regiebehandelaar op het juiste moment. En daarmee ook de juiste zorg. En omdat meer zorgprofessionals een indicatie mogen stellen, heeft het waarschijnlijk ook een positief effect op de wachtlijsten in de GGZ.”

GGZ-sector nu aan zet

Het ‘Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ’ bevat belangrijke keuzes die de sector verder helpen bij het leveren van goede zorg. Nu het Zorginstituut dit statuut in het Register op Zorginzicht heeft opgenomen, is het de landelijke norm voor de GGZ.

Om de zorg voor cliënten écht te verbeteren, moeten zorgaanbieders in de GGZ het kwaliteitsstatuut vóór 1 januari 2022 invoeren. Om de implementatie te ondersteunen geeft het kwaliteitsstatuut de betrokken partijen (cliënten, zorgverleners, en zorgverzekeraars) een aantal concrete opdrachten en aanbevelingen mee. Een van de aanbevelingen is dat deze partijen een Stuurgroep GGZ vormen. Bij de uitwerking en invoering van de afspraken uit uit de ‘Kwaliteitsstandaard organisatie van Intensive Care’ bleek zo’n stuurgroep succesvol. Voor het leveren van goede zorg is het ook nodig dat de zorgverleners samen leren en verbeteren. Daarover zijn in het ‘Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ’ eisen opgenomen.

Doorzettingsmacht van het Zorginstituut

In maart 2016 is het ‘Model Kwaliteitsstatuut GGZ’ opgenomen in het Register op Zorginzicht. In 2019 bleek dat partijen in de GGZ het niet eens konden worden over de rol en taken van de regiebehandelaar. Hierdoor kregen cliënten niet altijd (meteen) de beste zorg. Daarom heeft het Zorginstituut uiteindelijk besloten doorzettingsmacht in te zetten en de Kwaliteitsraad gevraagd een eenduidige omschrijving van het regiebehandelaarschap op te stellen. De Kwaliteitsraad heeft deze beschrijving gemaakt en geïntegreerd in het bestaande ‘Model Kwaliteitsstatuut GGZ’. Deze nieuwe versie heet het ‘Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ’. Bij de totstandkoming van het statuut heeft de Kwaliteitsraad partijen geconsulteerd die betrokken zijn bij de GGZ. Het definitieve statuut heeft de Kwaliteitsraad in december 2020 aangeboden voor opname in het Register.